Haar ogen hebben toverkracht En haar glimlach geeft haar overmahct Voor haar wordt zelfs de tram tot staan gebracht Hmm, zij is een wonder Vriendelijk buigen bomen als een riet Als ze voorbij zweeft, lopen doet ze niet En elke hond kwispelt als hij haar ziet Ja, zij is een wonder Oh, ze is zo bijzonder
refr.: En die fee die hoort bij mij, houdt van mij Dat is wat ze zei En al word ik honderd Nooit meer kan ik zonder Want elke dag zo'n wonder Is dat geen wonder
Nooit meer kan ik zonder (Zij is een wonder)
Schuwe mussen eten uit haar hand Auto's stoppen even aan de kant En kappers letten niet meer op hun klant Want zij is een wonder Zelf heeft ze alles niet zo door Maar even keek daar meneer pastoor Naar de hemel, lachte en liep door Uh, zag hij een wonder Oh, ze is zo bijzonder
refr.
Hmmhmhmmm (zij is een wonder) En nooit meer kan ik zonder (zij is een wonder) Ook al word ik honderd (zij is een wonder) Oh ja zij is mijn wonder (zij is een wonder)